Biobrandstoffen zijn voorlopig de goedkoopste, snelste en gemakkelijkste brandstoffen voor de transportsector om fossiele brandstoffen te vervangen. Maar biobrandstoffen kennen ook hun limieten. Net als andere vegetatie hebben biobrandstoffen oppervlakte en zon nodig om te groeien. Zo komt het mee in het vaarwater van voedingsvegetatie waardoor het slechts gedeeltelijk een oplossing biedt.
Volgens het Internationaal Energie Agentschap komt 1/3e van de globale energie uit petroleum. Alle niet-hernieuwbare energiebronnen samen (kolen, olie, gas, uranium) staan in voor 87 % van ’s werelds energiebehoefte. Hydro-elektriciteit is goed voor 2,3 %. Slechts 0,8 % komt van hernieuwbare energiebronnen zoals zonnepanelen, windturbines, geothermie e.d. 2/3e van ’s werelds petroleumverbruik komt op naam van de transportsector.
De productie van biobrandstoffen is enorm gestegen het laatste decennium. Tussen 2000 en 2009 verviervoudigde de productie van bio-ethanol en de productie van biodiesel ging maal 10. Biobrandstoffen maken nu al 20 % uit van de suikerproductie, 9% van plantaardige oliën en 4 % van de suikerbiet. Indien biobrandstoffen de volledige olieproductie moet vervangen, zou de productie moeten stijgen over 812 miljoen hectare land, of 60 % van alle bewerkbare gronden.
Grootste verbruikers van grondstoffen zijn de voedings- en transportsector. De laatste 10 jaar is er dan ook een sterk verband ontstaan tussen de olieprijs en de FPI (Food Price Index). De opmars van biobrandstoffen is hier onder andere niet vreemd aan. Als de olieprijs omhoog gaat, stijgt de competitiviteit van biobrandstoffen en wordt meer en meer productie gebruikt voor biobrandstof in plaats van consumptie. Er is dus minder voedsel beschikbaar waardoor de prijzen stijgen.